In een tijd waarin steeds meer mensen op zoek gaan naar natuurlijke alternatieven voor stressreductie, focus en welzijn, winnen smartshopproducten aan populariteit

Twee planten die hierbij sterk in de belangstelling staan zijn kanna (Sceletium tortuosum) en kratom (Mitragyna speciosa). Maar wat weten we over de actieve stoffen in deze planten? En hoe werken ze precies op moleculair niveau?
Kanna: serotonineheropnameremmer uit Zuid-Afrika
Kanna is een vetplant die al eeuwenlang door de San-bevolking van Zuid-Afrika wordt gebruikt. De actieve bestanddelen, waaronder mesembrine, mesembrenone en mesembrenol, behoren tot de groep van alkaloïden. Vooral mesembrine is interessant voor onderzoekers, omdat het fungeert als een selectieve serotonineheropnameremmer (SSRI). Dat wil zeggen: het vertraagt de heropname van serotonine in de hersenen, wat zorgt voor een verhoogde beschikbaarheid van deze neurotransmitter in de synaptische spleet.
Het werkingsmechanisme lijkt daarmee op dat van klassieke antidepressiva, maar dan met een mildere intensiteit. In lage doseringen rapporteren gebruikers een verhoogd gevoel van rust, focus en sociale verbondenheid. Op laboratoriumniveau wordt kanna onderzocht vanwege het potentieel als snelwerkend alternatief bij depressieve klachten — zonder de bekende bijwerkingen van synthetische SSRI’s.
Kratom: dubbel werkende alkaloïden uit Zuidoost-Azië
Kratom daarentegen is een boom afkomstig uit Zuidoost-Azië, met bladeren die onder andere mitragynine en 7-hydroxymitragynine bevatten. Deze alkaloïden binden zich voornamelijk aan mu-opioïde receptoren, maar hebben daarnaast ook invloed op adrenerge en serotonerge systemen. Dat maakt kratom tot een atypische agonist, met zowel stimulerende als ontspannende eigenschappen afhankelijk van de dosering.
Bij lage doseringen werkt kratom stimulerend: gebruikers voelen zich energieker, alerter en minder angstig. Bij hogere doseringen krijgt het effect een meer kalmerend of zelfs verdovend karakter. De moleculaire structuur van mitragynine is inmiddels onderwerp van diverse farmacologische studies vanwege het potentieel als alternatief voor opioïden bij pijnbehandeling — met vermoedelijk minder verslavingsrisico.
Wetenschappelijke uitdagingen en kansen
Hoewel de chemische structuur van beide planten goed in kaart is gebracht, zijn er nog veel onbekende factoren. Isolerende extractie, standaardisatie van doseringen en interactiestudies met andere stoffen zijn cruciale stappen om kanna en kratom naar klinische toepassing te vertalen. De meeste studies zijn tot op heden preklinisch of gebaseerd op gebruiksrapporten, maar het aantal gecontroleerde klinische onderzoeken groeit.
Een belangrijk aspect hierbij is de regulering en kwaliteitscontrole. Omdat veel smartshopproducten als “botanische extracten” worden verkocht, ontbreekt het vaak aan gestandaardiseerde etikettering en laboratoriumanalyses. Voor onderzoekers is dit een probleem: zonder inzicht in exacte concentraties is het moeilijk om farmacodynamiek en -kinetiek te voorspellen.
Conclusie
De actieve bestanddelen van kanna en kratom tonen aan dat de natuur een indrukwekkend arsenaal aan neuroactieve moleculen bevat. Door diepgaand laboratoriumonderzoek ontstaat een beter begrip van deze stoffen en hun mogelijke rol in de gezondheidszorg van morgen. Mits goed gereguleerd en wetenschappelijk onderbouwd, zouden deze planten een plek kunnen krijgen binnen evidence-based natuurgeneeskunde.
Bron: European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA) – Technical Reports, zamnesia.nl